04&14122012.

Jarig:
een jaartje meer.

Maar wat maken
al die meertjes uit.
We hebben nog
een zee van tijd.

                       Geert De Kockere



Afscheid.

Ik ben altijd al goed geweest met woorden.
Mensen, gevoelens,
dingen die gebeuren.

Als ik ze niet zelf uitgesproken kreeg,
dan het papier wel.
Of dit scherm.

Maar nu
heb je me stil gekregen.
Nu rest ons enkel nog
zonder-woorden.
Gelukkig was jij daar goed in.

Dus zeg ik niets
en dat zegt alles.

Everybody hurts. - 072009.

Op een keer had de egel zoveel spijt van zichzelf dat hij al zijn stekels uit zijn rug trok.
'Er komt ook nooit iets van mij terecht!' riep hij, terwijl hij wit en bibberend onder de linde stond.
Het was een koude dag, laat in het najaar. De wind gierde door de kale takken van de bomen en de golven zwiepten hoog op in de rivier. De kraai zat diep in zijn veren gedoken in de eik, en de eekhoorn trok zijn staart stevig om zijn nek.
Zo stond de egel daar midden in het bos, met al zijn stekels in zijn hand.
'Ik had het kunnen weten,' zei hij, meer tegen zichzelf dan tegen wie dan ook. 'Ik had het moeten weten.'
De eekhoorn zag hem daar zo staan en riep, vanuit zijn deur:
'Egel! Wat is er met jou gebeurd?'
'Iets wat ik had kunnen weten,' riep de egel terug.
'Wat had je kunnen weten?'
'Dat het zo ver met mij zou komen.'
'Hoe ver is het dan met je gekomen?'
De egel maakte een hulpeloos gebaar, terwijl er kleine rode stippeltjes op zijn witte vel verschenen en zijn lippen steeds blauwer werden. Maar hij zei niets. De eekhoorn liet zich uit de beuk zakken en ging naar hem toe.
'Ik betreur toch zoveel,' zei de egel toen de eekhoorn voor hem stond. 'En ik weet nog niet half wat!'
'Egel, egel,' zei de eekhoorn. 'Wat heb je gedaan? Zo kun je toch niet verder?'
'Nee,' zei de egel. 'Dat bedoel ik.'
Toen liet hij zijn hoofd zakken en keek hij alsof hij de grond in wilde kruipen.
'Zo ken ik je niet,' zei de eekhoorn.
'Zo zonder stekels?' vroeg de egel. 'Of zo moedeloos?'
'Zo beide,' zei de eekhoorn. 'En zo bedroefd.'
'Ja,' zei de egel. 'Zo ken ik mezelf al heel lang niet. En dat is verschrikkelijk.'
Het begon te sneeuwen en de eekhoorn vroeg de egel of hij met met hem meeging, naar huis, om een beetje warm te worden.
'Goed,' zei de egel.
In het huis van de eekhoorn dronken zij zoete thee, terwijl een sneeuwstorm begon te razen. En toen het donker was, vertelde de eekhoorn een treurig verhaal over een kiezelsteen, waar de egel tot zijn verbazing heel vrolijk van werd.
Later die avond stak de eekhoorn de stekels een voor een terug in de rug van de egel.
'Blijf vannacht maar hier,' zei hij.
'Dat had ik nooit gedacht,' zei de egel, stralend. En voor hij in slaap viel, op de bank van de eekhoorn, zei hij nog: 'Misschien is het toch minder ver met mij gekomen dan ik dacht.'
'Welterusten,' zei de eekhoorn die niet meer wilde weten wat de egel bedoelde.


(Uit: Misschien wisten zij alles - Toon Tellegen)

In mijn hart en mijn gedachten.

In mijn hart en mijn gedachten
raak ik je onmogelijk kwijt.

In mijn hart en mijn gedachten
blijf je.

Aan een vriend.

Je muziek
vertelt me
hoe ik me voel.

Een melodie bij mijn gemoed,
woorden bij mijn gedachten.

Kunst
past werkelijk
in een blikje.

Desenchantée.

't Is een tijd geleden
dat ik haar schreef.

Haar vroeg
ook van mij te houden.

Ze kon het niet.

Uitgewaaid.

Soms
is het simpel.

zee
wind
een paar gestrekte armen

En dan
vlieg je.

Nog veel te leren. - III

Alle verhalen zijn nu even verteld.
Dan blijft enkel Het Grote Verhaal over.
Dat past niet in mooie woorden, of in sierlijke zinnen.

En dan
wordt het stil.

04082011.

Zoals toen,
en zoals een jaar later.

Dan wil ik gewoon even janken.
Om alles en niets,
toen en nu,
hier en daar.

Zonder-woorden volstaat dan,
geen vragen,
enkel een gebaar.

Dat snapte hij,
en ik ben hem daar oneindig dankbaar voor.
Zonder woorden.

Verloren. - II

Blijven kan niet meer.
Weg, maar waarheen?

Ze aarzelt,
raapt wat moed samen,
zet een eerste stapje.

Voetje voor voetje
verdwijnt ze,
de hoek om.

Dicht bij de huizen,
zoals mama haar leerde, ooit.
Ze streelt de gevels
-haar handje ziet toch al zwart.

Er is hier,
er is nu.
Daar, dan,
weet niemand.

Nog veel te leren. - II

Maandag vandaag.
Al zeker 5 blogconcepten, sinds de treinrit van woensdag.
Over vriendschap, zomaar.

Ik zeg dat ik daar geen weg mee weet,
met al die vriendschap, zomaar.

Dat bedoel ik dus.

Verloren.

In het midden van de weg staat ze,
klein.

Voor, achter en naast
strekken de kasseien zich uit,
meer dan ze op haar handjes kan tellen.

Mama is er niet,
papa is weg.
Beer bengelt in haar vuistje.
Hou-vast.

De regen is net opgedroogd,
haar traantjes bijna.
De zon is voorzichtig,
als wil ze haar niet nog meer kwetsen.

Ik wil haar vragen naar haar verhaal.
Maar ik twijfel:
ze zou geen verhaal mogen hebben.

Nog veel te leren.

Stil hier.
Te stil.

Ik weet het.
Tja.

Veel te zeggen nochtans.
En daarin schuilt het probleem.

Zéggen,
dat gaat mij niet af.
Schrijven daarentegen.

Over
- nee, beter niet.

07082010.

Soms wil ik janken.
Gewoon.
Zomaar.

Krop in de keel,
vochtige ogen.

In een bolletje rollen,
me vastklampen aan een vriend,
pluche of echt.

Zoals toen,
een arm om mijn schouders,
luisteren naar de muziek,
en begrijpen dat vragen niet hoeven.

Dan wil ik Klein zijn,
met Groot naast mij.
En daarna zelf weer Groot zijn.

Geen zorgen hoor,
alles is best ok met mij.

Gewoon.
Zomaar.
Soms wil ik janken.

(geen titel)

Ik wil iets vertellen.
Ik weet niet wàt, maar ik wil het wel.

Ik heb geen grote meningen.
Ik heb geen verhalen.

Anderen hebben verhalen.
Anderen hebben meningen.

Die krijg ik,
ik hoef er niet eens om te vragen.

Want ik sta open voor iedereen,
ben een bron van inspiratie.

Een stérke madam,
een vriendin.

Ik vind mezelf maar heel gewoon.

Want ik heb geen grote meningen.
Ik heb geen verhalen.

Ik ben maar ik.

Gedichtendag.

Kwijt

Zo kwijt als dood
mag je niet gaan.
Hoe ruim ik op,
als ik niet eens
kan bellen, vragen
of je onze foto nog wel wil?
Dan blijft het eeuwig stil
in huis en ben je
niet eens weg, maar dood.
Nee, als ik je verlies
dan hoop ik dat ik
op mijn zakken sla,
een poosje zoek
en dan ineens bedenk
dat jij allang
gevonden bent
door wie je liever ziet.
Dan zal ik kunnen rusten.
Anders niet.
                      Bart Moeyaert



Stop all the clocks

Stop all the clocks, cut off the telephone,
Prevent the dog from barking with a juicy bone,
Silence the pianos and with muffled drum
Bring out the coffin, let the mourners come.

Let aeroplanes circle moaning overhead
Scribbling on the sky the message He Is Dead,
Put crepe bows round the white necks of the public doves,
Let the traffic policemen wear black cotton gloves.

He was my North, my South, my East and West,
My working week and my Sunday rest,
My noon, my midnight, my talk, my song;
I thought that love would last for ever: I was wrong.

The stars are not wanted now: put out every one;
Pack up the moon and dismantle the sun;
Pour away the ocean and sweep up the wood.
For nothing now can ever come to any good.
                                       W.H. Auden



Als de bliksems
schichtig
over je huid dansen,
en de donder
slaagt erin
je niet te wekken,
misschien
zeg ik dan wel:
Ik zie je graag.




  

Metafoor.

Wanneer ik nog eens ga bloggen, vraagt er eentje zich af.
Wel dan.

Ik wil best, hoor.
Maar het dilemma speelt me parten.
Want ik jongleer tegenwoordig.
Ik hou heel wat ballen in de lucht,
ballen die niet eens van mij zijn.

Ze worden me toevertrouwd, en elke bal brengt een verhaal met zich mee.
Het ene met happy end, het andere zonder.
Ik doe heel hard mijn best om die carrousel van ballen gaande te houden.
Als de dood ben ik, om er een te laten vallen,
of om er twee te doen botsen.

Geregeld komt er een bal bij.
Felgekleurd of donker,
klein of groot,
licht of zwaar.
Alle soorten,
alle maten,
alle gewichten.
Ze zijn bij mij in goede handen, dat weten ze.
Ze zijn welkom, ook.

En toch.
Soms weet ik even niet waarnaartoe met al die ballen.
Soms wil ik even geen jongleur zijn.
Dan ben ik liever leeuwentemmer, of trapeze-acrobaat.

Het duurt nooit lang, gelukkig, ik hou te veel van 'mijn' ballen en hun eigenaars.
Dus neem ze mij maar niet af, ik jongleer zo graag.
Maar laat, zo heel af en toe, ook maar eens een leeuwtje langs komen.

Ja, ik ben een sentimentele trut, soms.

Soms wil ik best bloggen.
Dan kriebelt er vanalles in mijn vingers, en raakt het er niet uit.

Vandaag is het van dat.
Er ligt vanalles op het topje van mijn vingers, klaar om op jullie te worden losgelaten, maar de losse flarden fladderen er maar op los. Het zijn ballonnen, rukkend aan hun touwtje, spelend in de wind.
Van vingers naar toetsenbord naar hersenspinsel.
Ze hebben titeltjes, etiketjes, maar de goede woorden krijg ik precies niet te pakken.

Vriendschap gaat over ervaren, erin durven geloven, koesteren en vasthouden. Over me thuis voelen waar ik dat eigenlijk niet ben. Over stiltes die niet per se verbroken hoeven te worden, dingen niet uitgesproken.
Bang over verliezen, over die ene persoon te veel zijn, over dingen zien die er niet zijn, wakker worden en beseffen dat het maar een droom was.
Hoop dat het nu maar allemaal mag blijven zoals het is, voor even.

Ik zou zelfs over jou willen bloggen, maar dan weet ik al helemaal niet waar te beginnen.
Dan worden die drie ballonnen één grote ballon, met één lang koord. Dat ik heel stevig vasthoud, uit angst te laten vliegen.
Er zijn al te veel ballonnen gaan vliegen, te vaak.
Deze. Niét.

Melk en koeken.

Melk en koeken.
Hij is 6.

Op een dag wordt hij 60, maar altijd zal hij 6 blijven bij melk en koeken.
Altijd zal hij hopen.
Op niets,
op alles.
Ik denk aan hem.
Ben bij hem.
En ik wil hem alles geven, maar soms is alles niet genoeg.

Dan moet hij het zelf doen.
Dan moet hij die melk en koeken zélf kauwen.
Diep ademhalen en doorslikken.
Nog een hapje.

Ik hap mee, enkel in gedachten.
Dan moet-ie toch niet alleen.
Hij is nog maar 6.